Wijkverpleging in Orthen

Zuster Schipper wijkverpleegster in Orthen: een heel mooie tijd!

Zuster Schipper werkte van 1959 tot haar trouwen in 1967 als wijkverpleegster voor het Wit-Gele Kruis in Orthen. Na een sollicitatiegesprek met bestuurder Jan Verhoeven lag de volgende dag haar aanstellingsbrief al in de bus. Ze kreeg een voltijdsbaan aangeboden met een woning aan de Orthensedonk. In de acht jaar dat zuster Schipper in Orthen werkte, werd de polder volgebouwd en veranderde het dorp in een voorwijk van Den Bosch.
Wat kan ze ons vertellen over het Orthen in de zestiger jaren?

Midden: Zuster Schipper

De deur in Vlijmen zwaait open en daar staat de bijna 98-jarige Inez Van der Burght-Schipper. Hartelijk nodigt ze ons uit voor de lunch. Je zou haar 75 jaar geven, zo kwiek als ze naar de keuken loopt en met grote levendigheid haar verhaal vertelt.

Gevarieerd takenpakket
“Een week ben ik meegelopen met mijn voorgangster, maar daarna werd ik in het diepe gegooid en moest ik me zien te redden. Alle leeftijden kwamen voorbij op het spreekuur; van baby’s tot bejaarden. ’s Ochtends en ’s middags ging ik langs bij ouderen om hen te wassen en als het nodig was een been te zalven of zo. Ja dat was in uniform, een witte jurk en witte schort. Lijken afleggen dat deed ik ook. Ik kwam elke dag bij Koos Jansen die gehandicapt was en bij Cor Unum werkte. Zijn zus An verzorgde hem. Kraamhulp geven deed ik niet zelf maar de inschrijving verliep via mij. Er was een zuigelingenbureau, dokter Liem hield daar spreekuur en een kleuterbureau met dokter Wijers. In het bondsgebouw zetten we mantou-kruisjes om tbc op te sporen. De controle van patiënten met tbc was ook mijn taak. Op een gegeven moment werd ik gewaarschuwd dat er over mij gepraat werd omdat ik alleen met een tbc-patient in zijn kamer was geweest. Ai, dacht ik toen, daar moet ik dus op letten”.

Orthenaren hielpen elkaar; invloed pastoor was groot
“Orthen was toen ik begon nog een echt dorp. Ik vond de Orthenaren gemoedelijk. Ondanks dat de armoede groot was, mopperden de mensen niet en eisten ze niet veel voor zichzelf. Men hielp elkaar, ook al hadden de meeste mensen het erg druk. Ze hadden geen tv, radio of telefoon dus wat er verder in de wereld gebeurde, wisten de meeste Orthenaren niet. Ik kom ook uit een katholiek dorp in West-Friesland, maar hier was het toch wel anders. De invloed van de pastoor was groter. Hij sprak de mensen er op aan als het te lang duurde voordat er een kindje werd geboren. Nee, ik denk niet dat pastoor Schouten dat nog deed. Maar er waren wel veel grote gezinnen. De kinderen moesten bij elkaar in bed liggen. Logisch dat daar vaker hoofdluis voorkwam”. Ze vertelt over een jongen met kinderverlamming. “Hij kon heel goed leren, maar mocht niet naar de HBS want dan zou hij zijn milieu ontgroeien. Ik vond dat zielig. In Orthen kregen kinderen minder kansen. Die mentaliteit was toen zo; je moet het in die tijd plaatsen.”
“Het ergste dat ik heb meegemaakt is dat een vrouw in het kraambed na de geboorte van de baby doodbloedde. De vroedvrouw had mij erbij geroepen om te helpen. Maar het ging helemaal mis. Die mensen hadden geen telefoon; ik moest naar huis lopen om de ambulance te bellen. Die kwam te laat. Dat was echt een drama. De sterfte van baby’s kwam relatief nog vaak voor”.

Bouwen in de polder
In de jaren dat ze in Orthen werkte, breidde het dijkdorp Orthen sterk uit. Orthen Links rondom de Adelheidstraat was net gebouwd. In aanbouw was de nieuwe wijk onder aan de dijk, in de polder met de Schanswetering, Orduynenstraat etcetera. We vragen wat zij vond van die nieuwbouwwijk.
“Het werd een mooie wijk, steeds kwam er een straat bij tot de Klokwetering. Daarachter was de polder. Wethouder Nico Schuurmans die in het eerste huis aan de Schanswetering woonde, wilde dat de nieuwe Orthense buurt een goede nette wijk werd. Hij selecteerde de mensen die in de nieuwe wijk kwamen te wonen. Er stonden noodwoningen langs de Rijksweg en de Pastoor Schutjesstraat waarin Bossche families woonden van wie het huis in de oorlog kapot was geschoten. Daar waren ook wat lastige gezinnen bij. Die schoof hij door naar de Graafsewijk. Als wethouder Volkshuisvesting kon hij dat regelen. Hij was een man van aanzien in Orthen, net als dokter Bastiaanen en pastoor Schouten. De pastoor zat in het bestuur van het Wit Gele Kruis, met hem had ik regelmatig contact over probleemgezinnen. Hij vroeg mij soms of ik een bepaald gezin wat extra aandacht wou geven. In die tijd werd ook een nieuw Wit-Gele Kruisgebouw neergezet. Het stond aan de Rijksweg boven aan de oude dijk en was een modern, goed ingericht gebouw. Ik kwam daar te wonen boven de spreekuurkamers. Het was plezierig werk. Maar je was nooit klaar, 24 uur per etmaal stond je paraat.” De uitbreiding van Orthen betekende verrassenderwijs niet zoveel voor het werkpakket van de wijkverpleegster.

Moeilijke keuze tussen trouwen of werken
Toen zuster Schipper verkering kreeg met Jan van der Burght die op de Schanswetering woonde (hij was 2 meter en zij 1.60m), heeft ze lang getwijfeld of ze met hem wilde trouwen. “Moet ik dit interessante en afwisselende werk allemaal achterlaten?” Want het was een wetmatigheid in het katholieke Zuiden dat een vrouw stopte met werken als ze trouwde. De optie om na haar trouwen te blijven werken, heeft ze niet eens aangeroerd bij het bestuur van het Wit Gele Kruis. Maar het werk lonkte en anderhalf jaar na haar trouwen werkte ze alweer als invalster in de wijkverpleging in Den Bosch. Ook daar werd over gesproken. Haar man werd gevraagd of hij niet in staat was om zijn vrouw te onderhouden. Onzin, hij stond achter haar en vond het prima dat ze werkte. Als ze het over moest doen dan zou ze zeker aan het werk blijven. Maar liever zou ze jong willen zijn in deze tijd. “Als ik kijk naar mijn kleinkinderen; die hebben zoveel kansen en mogelijkheden. Daar ben ik wel eens jaloers op”.
Zuster Schipper nam in 1967 afscheid van haar werk in Orthen. Kerk in het Centrum, aug ’67, schrijft:

×